ZOETERMEER(ZH) – De aanpak van mensenhandel heeft grote prioriteit bij de Nederlandse opsporingsdiensten. Op zich is daar natuurlijk niets mis mee. Als er immers duidelijk sprake is van mensenhandel, dan dient er door justitie ook daadkrachtig te worden opgetreden.
Mensenhandel zag tot en met 2004 alleen op de seksindustrie. Na 2004 werd het ruimer: mensenhandel werd daarna ook uitgebreid naar de arbeids- en dienstensector. Hoewel rechters ook regelmatig fouten maken in zaken die betrekking hebben op de seksindustrie, is het met name binnen de arbeids- en dienstensector waarvan ik steeds vaker uitspraken onder ogen krijg, waar verdachten ten onrechte voor mensenhandel zijn veroordeeld. Rechters rekken dit begrip immers veel te ver op en gebruiken het op die manier voor iets anders dan waarvoor het oorspronkelijk bedoeld is.
Een goed voorbeeld is een zaak die speelde bij de rechtbank Haarlem. Een aantal jonge mannen werd door de verdachten in deze zaak voorgespiegeld dat zij konden werken voor een telefoonwinkel. In ruil voor een behoorlijke vergoeding hoefden zij alleen wat telefoonabonnementen op hun eigen naam af te sluiten. Na het afsluiten van het abonnement zouden hun namen weer uit het computersysteem van de winkel worden gehaald, zodat er feitelijk tóch geen abonnement was afgesloten. De bedoeling hiervan was dat de verkoopcijfers van de winkel zouden stijgen, althans, zo was het deze jonge mannen voorgehouden. Achteraf bleken hun namen niet uit het computersystemen weggehaald, waardoor zij werden geconfronteerd met torenhoge telefoonrekeningen.
Een typisch geval van oplichting, zo lijkt mij. De rechtbank zag het evenwel anders, en veroordeelde de verdachten ten onrechte voor mensenhandel.
Waar ik het in de rechtspraak vaak nog meer mis zie gaan, zijn zaken waarbij werkgevers gebruik maken buitenlandse werknemers. Denk bijvoorbeeld aan de tuinbouw, waar vaak arbeidskrachten werkzaam zijn die afkomstig zijn uit Oost-Europa. Op het moment dat de werknemers, die geheel vrijwillig naar Nederland zijn gekomen, de Nederlandse taal niet machtig zijn, iets minder betaald krijgen dan ons minimumloon of net iets langer werken dan de gemiddelde werkweek, zijn er meerdere uitspraken van Nederlandse rechters te vinden die dit – ook ten onrechte – kwalificeren als mensenhandel.
Mensenhandel is in de kern een strafbaar feit, waar de fundamentele mensenrechten in het geding zijn. Het moet gaan om moderne vormen van slavernij, waarbij het de bedoeling is van de dader om het slachtoffer uit te buiten. Niet voor niets staat een er een beduidend hogere gevangenisstraf op dit delict dan de oplichting die net ter sprake kwam. Het is zodoende een delict dat bedoeld is om de echt excessieve misstanden aan te pakken. Het had in de zaken die ik zojuist heb genoemd dan ook nooit tot een veroordeling van mensenhandel mogen komen. De rechters hadden in deze zaken veel meer moeten kijken naar wat mensenhandel in de kern is.
De vraag dringt zich op waarom deze evidente gerechtelijke fouten worden gemaakt?
Er zijn meerdere redenen aan te wijzen, maar de belangrijkste, is er naar mijn idee in gelegen dat er nog onvoldoende rechters beschikken over specialistische kennis over dit delict. In Groningen is dat sinds dit jaar anders, nu zich daar een aantal rechters tot mensenhandel specialist hebben laten opleiden. Alle grote mensenhandel zaken in het noorden van Nederland, zullen door deze specialisten worden behandeld. Een goede ontwikkeling naar mijn mening. En het is te hopen dat meerdere rechtbanken dit voorbeeld in de toekomst zullen volgen. Zo kunnen onterechte veroordelingen van verdachten in de toekomst worden voorkomen, of in ieder geval kan de kans daarop aanzienlijk worden verkleind.
Peter Hermens, advocaat bij KHDS Advocaten